Geloof en wetenschap

Geloven in Christus en de natuurwetenschappen serieus nemen

Werkelijkheid

Wij zien allen dagelijks om ons heen allerlei voorwerpen, planten, dieren, medemensen, fossielen, aardlagen, sterren. Een normaal mens aarzelt er niet over of dat alles wel tot de werkelijkheid behoort. Toch is het zeer lang een diepgaand filosofisch probleem geweest of er wel een kenbare werkelijkheid bestaat.

Wanneer het gaat over niet-stoffelijke dingen is de vraag heden ten dage nog steeds springlevend. Bestaan die wel? Hoe wezenlijk zijn die, zijn het geen gedachtenspinsels?

Klipdas
Klipdas

De schrijvers van deze site hanteren een zogenaamd vooroordeel. Dat is iets wat niet eerst behoeft te worden bewezen voor het als argument kan worden aangewend. In ons geval is er sprake van een geloofsvooroordeel. Wij geloven dat God de enige authentieke werkelijkheid is en dat al het andere in Hem zijn onstaan vindt.

Wij geloven verder dat deze God zich in de Bijbel aan ons openbaart en eveneens in de natuur. Bijbel en natuur zijn beide heel wezenlijk en werkelijk. Beide spreken de taal van God, die de enige autonome werkelijkheid is. De Bijbel is daarbij de belangrijkste kenbron van God en werpt licht op de natuur. Deze Bijbel meldt ons dat God de schepper is van al wat is.

Veelal wordt in dit kader alleen aan hoofdstuk 1 van het boek Genesis gedacht. In verschillende andere boeken van de Bijbel worden hierover echter ook dingen gezegd, onder andere in de Psalmen en in Prediker. Voor ons onderwerp zijn vooral twee andere passages van grote betekenis, reden waarom wij die hier willen citeren:

Johannes 1 vers 1 tot 5

"In het begin was het Woord, het Woord was bij God en het Woord was God. Het was in het begin bij God. Alles is erdoor ontstaan en zonder dit is niets ontstaan van wat bestaat. In het Woord was leven en het leven was het licht voor de mensen. Het licht schijnt in de duisternis en de duisternis heeft het niet in haar macht gekregen."

Kolossenzen 1 vers 15 tot 20

Beeld van God, de onzichtbare, is hij,
eerstgeborene van heel de schepping:
in hem is alles geschapen,
het zichtbare en het onzichtbare,
vorsten en heersers, machten en krachten,
alles is door hem en voor hem geschapen.
Hij bestaat voor alles en alles bestaat in hem.
Hij is het hoofd van het lichaam, de kerk.
Oorsprong is hij,
eerstgeborene van de doden,
om in alles de eerste te zijn:
in hem heeft heel de volheid willen wonen
en door hem en voor hem alles met zich willen verzoenen,
alles op aarde en alles in de hemel,
door vrede te brengen met zijn bloed aan het kruis.

In beide Bijbelgedeelten gaat het over Christus. Wij willen daarom graag benadrukken dat er maar van één enkele werkelijkheid sprake is: God zelf. Buiten Hem bestaat dus niets, blijft er niets bestaan, voert alles tot niets en is er geen mogelijkheid tot geloof of tot zinvolle wetenschap.

Voor ons onderwerp betekent dit dat er een absolute éénheid is van Bijbel en natuur. In Christus zijn het niet-stoffelijke en het stoffelijke, Geest en stof, voor altijd verenigd. Dan is er ook een absolute éénheid mogelijk van geloof en wetenschap. Dat is ons uitgangspunt, ons geloofsvooroordeel.

Vooroordelen zijn in de volksmond van negatieve aard. Hier niet. Het herplaatst in Christus de mens als rentmeester in relatie tot zijn God. Het is ook de basis voor alles wat we kunnen kennen.

Anderen hebben andere vooroordelen. Zo ontkent de atheist doodleuk dat er buiten de stof nog iets zou bestaan. Creationisten dringen er op aan een heel set aan geloofsvooroordelen te hanteren, b.v. aangaande de ouderdom van de aarde, het niet bestaan van ijstijden, een biologische dood als straf op de zondeval etc. Wij stellen zonder schroom dat daardoor de kenbaarheid van de volle werkelijkheid vervalt en wordt teruggebracht tot menselijke filosofie. Wij komen hierop terug.

Lees verder over Eenheid in kenbronnen